Het praktijkexamen voertuigbeheersing (AVB) voor de motor bestaat uit in totaal twaalf oefeningen, ingedeeld in vier clusters:
Je wordt beoordeelt op het beheersen van de motor in bediening, stuurgedrag en bewaren van balans.
Van de in totaal 7 examen onderdelen, moeten er 5 voldoende zijn, waarbij in elk cluster minimaal 1 voldoende moet zijn. Je mag elk onderdeel één keer overdoen.
Lopen met de motor (verplichte oefening)
In deze oefening loop je aan de rechterzijde van de rijbaan met de motor aan de hand. Daarna parkeer je de motor achteruit in een denkbeeldig parkeervak en zet je de motor op de standaard. Vervolgens haal je de motor weer van de standaard en loop je naar rechts het parkeervak uit.
Wijze van uitvoering:
Stapvoets rijden (keuze oefening)
Hier is het de bedoeling dat je naast de lopende examinator blijft rijden over een afstand van twintig meter. Er wordt gelet op snelheid, balans en een juiste bediening van de motor. Je maakt gebruik van eenslippende koppeling. Je voetrem mag je bij deze keuzeoefening ook gebruiken, maar je houdt je voeten tijdens het rijden op de voetsteunen.
Langzame slalom (verplichte oefening)
Er geldt geen richtlijn voor de snelheid. Door de korte afstand, van 3 meter, tussen de pylonen ligt een stapvoets tempo voor de hand. Het gebruik van een slippende koppeling is bij deze oefening verplicht. Van belang is verder de combinatie van juiste bediening, langzaam rijden en het houden van de balans zonder de pylonen aan te raken.
Wegrijden uit het parkeervak (keuze oefening)
Bij deze oefening rijd je vanuit stilstand uit een parkeervak weg. Je maakt een haakse bocht en rijdt enkele meters rechtuit. De rijbaanbreedte is drie meter. Het belangrijkste van deze oefening is dat je gecontroleerd een scherpe bocht weet te maken.
Wijze van uitvoering:
Denkbeeldige acht (keuze oefening)
Met deze oefening laat je zien dat je een complete (denkbeeldige) acht kunt rijden in een rechthoekig kader. Je rijdt met trekkende motor en houdt daarbij een gelijkmatige snelheid aan. Je mag je voetrem gebruiken en eventueel een slippende koppeling.
Wijze van uitvoering:
Halve draai (keuze oefening)
Met deze oefening dan rij je met licht trekkende motor op een denkbeeldige rijbaan. Na de tweede pylon maak je in één vloeiende beweging een halve draai naar links of rechts (keuze is aan de examinator). Je rijdt dan terug naar het startpunt. Belangrijk is om de juiste wijze van afschuinen te benutten om de bochtstraal te verkleinen
Uitwijkoefening (verplichte oefening)
Met een snelheid van 50 kilometer per uur moet een uitwijkmanoeuvre uitgevoerd worden. Vijftien meter na de poort moet je vóór een denkbeeldig muurtje van pylonen naar links uitwijken en dan weer terug naar je eigen denkbeeldige weghelft.
Snelle slalom (keuze oefening)
Bij de snelle slalom zijn zes pylonen opgesteld. Deze slalom neem je bij een snelheid van minstens dertig kilometer, in de tweede of derde versnelling, per uur met trekkende motor op een vloeiende en gelijkmatige manier.
Vertragingsoefening (keuze oefening)
Vanuit stilstand moet je binnen 55 meter een snelheid hebben bereikt van 50 kilometer per uur. Je rijdt dan in tenminste de derde versnelling. Na het tweede poortje rem je af tot 30 kilometer per uur en schakel je minimaal één versnelling terug, dit moet gebeuren met een licht trekkende motor. Daarna rijd je met deze snelheid een slalom om drie pylonen die acht meter uit elkaar staan.
Noodstop (Verplichte oefening)
Je rijdt minimaal vijftig kilometer per uur. Na het poortje rem je maximaal om zo snel mogelijk tot stilstand te komen terwijl je je motor onder controle houdt.
Wijze van uitvoering:
Precisiestop (keuze oefening)
Bij de precisiestop gaat het erom dat je op een bepaald punt stilstaat. Je rijdt eerst vijftig kilometer per uur en remt beheerst als je het eerste poortje van twee pylonen passeert. Daarna moet je de motor zeventien meter verderop tot stilstand brengen.
Wijze van uitvoering:
Stopproef (keuze oefening)
Het doel van deze oefening is dat je technisch goed remt. Je schakelt kort voordat je stilstaat terug naar de eerste versnelling. Je hebt hierbij een korte remweg.
Tijdens het examen AVB moet je in bezit zijn van een autorijbewijs of een geldig motor theoriecertificaat.